Een laatste keer deze prachtige vrolijkheid, gepaard met het vreemde gevoel dat we morgen weer voor onszelf moeten gaan leven, in plaats van voor het bijzondere publiek en het voltallige wezen dat ons orkest geworden is.
Een laatste keer dat schattige meisje zien dansen bij het eerste optreden, voor de deur van het ziekenhuis, dat haar niet afschrikte op het moment dat ze zag dat ze gefotografeerd werd.
Een laatste keer de hoop voelen dat we de kinderen kunnen opbeuren, kinderen die hun leven niet zeker zijn, en die angst moeten voelen in het deprimerende ziekenhuis, met een sonde in hun neus.
Niet een laatste keer denken – want ik zal deze herinnering niet vergeten – aan Brendan, een oud-Ricciottiaan, die in de bus vertelde over een optreden in een gevangenis. Waar na afloop de instrumenten werden uitgeprobeerd door de gevangenen. Terwijl iedereen in de rij stond voor de drums, kwam er een intimiderend uitziende, gespierde reus voor Brendan staan om zijn fluit uit te proberen. Nadat hij gevoeld had hoe dit instrument bespeeld hoort te worden, zette hij zonder enige twijfel Take Five in. Onmiddellijk moest de uitproberende drummer plaatsmaken voor de daadwerkelijke drummer, die samen met de jazzbassist met de gevangene begon te jammen. Een kwartier lang virtuoze, gevoelige, gepijnigde jazz. Hij gaf de fluit terug en zei:”Dankjewel, hier heb ik nog iets aan, de komende twaalf jaar.”
Een laatste keer te pas en te onpas in het water springen tijdens een optreden langs de Maas, terwijl ik keek naar de man met wie ik vlak voor het optreden had gesproken – zo goed en kwaad als dat ging. Hij kwam uit de Gazastrook en had toevallig het bankje gekozen op de plek waar wij zouden opstellen. Hij was net twee maanden in België. Iemand die ongetwijfeld een verhaal heeft dat wij ons niet kunnen voorstellen, maar die desondanks alleen maar aan het lachen was.
Vlak voor het tweede optreden in een wooncentrum voor mensen met een verstandelijke beperking kwam Douwe naar iedereen toe om te zeggen dat dit het laatste sociale optreden was, dus dat we moesten knallen. Ik interpreteerde dat als: ik moet genieten.
De euforie die ik voelde omdat een vrijwel onmogelijke passage – wellicht de laatste keer dat ik die zou spelen – voor het eerst perfect ging. Een laatste keer spelend luisteren naar Anaïs Vijgen, die zo mooi zingt, en zo’n wijd spectrum aan stijlen, klankkleuren en energieën bezit. En die zich ook nog eens feilloos weet te navigeren door alle tradities, hoge verwachtingen van het orkest, emotioneel geladen optredens, moeilijk te aanschouwen taferelen, sociale bombardementen en drukte.
Anaïs laat zien dat een aanzienlijk deel van het succes van de tour berust op het vermogen van de solist om zich te mengen met het orkest, en muzikaal en sociaal bij te dragen aan al onze gekkigheid en muzikale energie. Deze verantwoordelijkheid heeft ze gedragen alsof het vanzelfsprekend was.
Een laatste keer serenades geven aan de soms schattige, soms overprikkelde, soms lachende, dansende of gelukzalige inwoners van het wooncentrum, waarbij elk orkestlid een luisteraar uitkiest om, hen in de ogen kijkend, hun onverdeelde muzikale aandacht te schenken. Het geheel van elk afzonderlijk orkestlid samen, met het publiek, geeft paradoxaal genoeg individualiteit en collectiviteit dezelfde betekenis.
Een laatste busrit, waar de historie en de cultuur van het orkest zo latent aanwezig zijn; waar jolig gezongen wordt en creatieve spellen worden gespeeld in een verwoede poging de energie niet kwijt te raken; waar alle opgedane impressies van het bijzondere Ricciotti-leven besproken worden, trachtend deze te begrijpen; waar gehuild wordt, en waar afscheid genomen wordt van specifiek geliefde orkestleden.
En dan het laatste optreden.
Een feest van zeventien dagen lang, gepropt in een uur of twee.Alle vrolijkheid, gekkigheid, huilbuien, bijzondere momenten, bijzondere publieken, de liefde voor alle orkestleden, de liefde voor het orkest zelf, en alle gezamenlijke herinneringen worden hier herleefd.
Iedereen vergeet hoe onnoemelijk moe ze zijn, en danst zonder na te denken. De bladmuziek wordt nauwelijks meer bekeken; er is slechts aandacht voor muzikale energie en voor elkaar, ter ondersteuning daarvan. Ne me quitte pas heeft nog nooit zo mooi geklonken. Of dat daadwerkelijk het geval was, doet er niet toe. De Gepikte Vogel met daarin ’t Smidje is nog nooit zo’n feest geweest – en of het publiek, onhandig dansend vanwege het gebrek aan ruimte, het daarmee eens was, is evenmin belangrijk. Dit monumentale slotoptreden overtrof al onze hoge, doch vrijblijvende verwachtingen en vormde daarmee een fantastische afsluiting van een wederom fantastische tour.
Alles wat dit orkest zo bijzonder maakt, voor een laatste keer.
Tot in oktober tenminste.
